Trekzakbenamingen

Namen en bijnamen voor de trekharmonika

melodeon (1-rijer)
(hand) harmonika
zieh harmonika (duits)
diatonische harmonika (duits)
treckbüdel (duits)
quetschbühl (duits)
quetschkommode (duits)
knatsch (elzas)
handharfe (zwitsers)
volksharfe (zwitsers)
orgeli (Zwitsers)
wiener (oostenrijks)
chromka (russisch)
durspel (zweeds)
trekkspill (noors)
organola (italiaans)
fisarmonica (italiaans)
accordeon diatorüque (frans)
trikitixa (baskisch)
(squeeze) box (engels)
button accordeon (engels)
trekzak (vlaams)

speelboek (vlaams)
open en toe (vlaams)
pens orgel (vlaams)
knijpzak (limburgs)
kwetsbuul (Iiinburgs)
trek(ke) buul (twenis)
moenieke (stelgingwerfs)
monika (brabants)
mook (west-fries)
troet (west-fries)
pokkel orgel (gronings)
stoofke (gronings)
boek orgel (drenis)
jammer kast
heen en weertje
schippersklavier
diatonische (knoppen) accordeon
piano met bretels
knopenkast (zeemansterm)
zuigspinet (zeemansterm)
scheurijzer (zeemansterm)